Edwin Jans
In de sculpturen van Edwin Jans spreekt beton niet alleen als materiaal, maar als getuige. Ruw, zwaar en onontkoombaar confronterend—beton draagt in zijn poriën de echo’s van een wereld die zichzelf voortdurend opbouwt en afbreekt. Het oeuvre van de kunstenaar beweegt zich tussen herkenning en vervreemding: monumentale hoofden rijzen op uit de vloer als gestrande herinneringen, naast geometrische blokken die lijken te wachten op betekenis. Alles lijkt gevonden, maar niets is toevallig. De keuze voor beton is geladen. Ooit symbool van vooruitgang en moderniteit, werd het in de twintigste eeuw de ruggengraat van wederopbouw, oorlog en macht. Bunkers, viaducten, kantoorkolossen—beton is het littekenmateriaal van de geschiedenis. Het werk van Edwin Jans grijpt deze erfenis aan en transformeert haar. Elk hoofd, elke hoek, ademt een spanning tussen bescherming en dreiging, tussen eeuwigheid en verval. De sculpturen roepen beelden op van ruïnes—niet in romantische zin, maar als restanten van systemen die ooit onoverwinnelijk leken. De hoofden, vaak monumentaal en expressieloos, kijken niet terug maar lijken vastgezet in een staat van tijdelijke eeuwigheid. Zijn het wachters? Slachtoffers? Overlevenden? Hun anonimiteit maakt ze universeel; hun massa maakt ze onmogelijk te negeren. Toch is het werk niet alleen figuratief. De abstractere blokstructuren refereren aan modernistische architectuur, aan de brute esthetiek van beton zelf. Ze zijn reminiscenties van bunkers—verdedigingswerken die tegelijk bescherming boden én dreiging uitstraalden. In deze spanning tussen bouwsel en beeld ligt een filosofische laag: wat bouwen we op, en wat blijft er over wanneer de ideologie vervaagt? Door zijn werken ontstaat een dialoog met de wereldgeschiedenis. Beton als drager van politieke dromen en nachtmerries; als restproduct van oorlogen, ideologieën en wederopbouw; als stil en zwaar materiaal dat paradoxaal genoeg fluistert over vergankelijkheid. Edwin Jans maakt zichtbaar wat vaak over het hoofd wordt gezien: hoe materiaal geschiedenis in zich opneemt, en hoe vormen ons dwingen te kijken naar wat we liever vergeten. Zijn atelier is een hedendaagse archeologische site. Elk werk voelt als een opgraving—van herinnering, macht en menselijkheid. In de combinatie van kop en blok, van gezicht en structuur, komt het menselijke in botsing met het systemische. De sculpturen zijn geen monumenten, maar vragen: hoe bouwen we? Waar kijken we naartoe? En wat blijft er over?